Verkoopt een ondernemer zijn onderneming, dan kan hij als tegenprestatie van de overnemer een lijfrente bedingen. Dat komt nogal eens voor bij de overdracht van de onderneming aan een eigen bv. Draagt de bv deze lijfrenteverplichting over aan een andere partij dan een professionele verzekeringsmaatschappij, dan is niet langer voldaan aan de voorwaarden voor de aftrek van lijfrentepremie. Een voorbeeld van een dergelijke niet toegestane overdracht is de overdracht door de bv, die de onderneming heeft overgenomen, aan de persoonlijke holding van de ondernemer.
Toegelaten verzekeraar
De koopsom of premie voor een lijfrenteverzekering is alleen aftrekbaar van het belastbare inkomen als de verzekering wordt afgesloten bij een toegelaten verzekeraar. Welke instellingen dat zijn, wordt in de wet opgesomd. Het kan een bank of een professionele verzekeringsmaatschappij zijn. In Nederland wonende personen of gevestigde rechtspersonen kunnen ook verzekeraar zijn, op voorwaarde dat de lijfrente wordt bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming.
Financiële consequenties
Wordt niet of niet meer aan deze voorwaarden voldaan, dan wordt de waarde van de lijfrente bij het belastbare inkomen geteld. Naast de belastingheffing wordt ook revisierente in rekening gebracht. Dat is een extra heffing van 20% over de waarde van de lijfrente in het economisch verkeer.
Uitspraak Hof Den Haag
Twee ondernemers brachten hun aandeel in een vof (vennootschap onder firma) onder in een bv. De aandelen in de bv werden gehouden door de persoonlijke holdings van de twee ondernemers. Bij de overdracht van de onderneming bedongen ze een lijfrente als tegenprestatie. Jaren later worden de aandelen in de bv verkocht aan derden. Omdat de ondernemers voor hun lijfrenten niet afhankelijk willen zijn van de kopers van de bv, laten zij de lijfrenteverplichtingen voor de overdracht van de aandelen overnemen door hun persoonlijke holdings. Daar ging het mis, want de holdings zijn geen toegelaten verzekeraars. De lijfrenten werden niet bedongen als tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming aan de persoonlijke holdings. Dat de lijfrenteverplichtingen op reguliere wijze door de holdings werden afgewikkeld, vond het hof niet van belang. De overname van de lijfrenteverplichtingen door de holdings kwalificeerde als afkoop van de lijfrente. De waarde in het economisch verkeer van de lijfrente werd bij ieder van de ondernemers als negatieve uitgave voor inkomensvoorziening tot het belastbare inkomen gerekend. Over de waarde van de lijfrente moesten zij ook nog eens 20% revisierente betalen.
Moraal
Gezien de grote financiële belangen moet u zeer voorzichtig zijn bij de overdracht van lijfrenteverplichtingen.